Een eigenwijze portrettist

James Ensor

Het portretgenre was James Ensor niet bijzonder genegen. Hij schilderde liefst zichzelf, zijn eigen genie en zijn meesterlijke ego. Een andere geportretteerde hoopte immers dat het resultaat een geïdealiseerde versie van zichzelf zou zijn, en dat de schilder elk foutje van de natuur zou toedekken. Instagram-filters zijn van alle tijden. Niets daarvan echter voor James Ensor, die er te veel pret in had om net de minst flatterende trekken van zijn model uit te lichten.

James Ensor - De dame in 't blauw (Portret van Mevrouw Duhot) (1906)

De dame in 't blauw


De dame in ’t blauw zit wat verloren in een te groot uitgevallen stoel, in een te groot uitgevallen jurk. Uit de wolk van kant en tule verschijnt een klein voetje en twee knokige handen. De frêle vrouw houdt zich kranig met geheven hoofd. De wil is er, maar haar blik heeft zijn focus verloren in een leven dat reeds geleefd is – nu nog deze poseersessie uitzitten.

Zoals ze stilaan opgaat in de eeuwigheid, gaat de dame op in het horror vacui van de ruimte, als één van de vele snuisterijen die het decor opsmukken. Ensor kent haar amper meer aandacht toe dan de lambrisering of het gordijn. De accessoires zijn sprekend: een gekooide vogel voor de beperking van beweeglijkheid en levenslust, geplukte bloemen voor de eindigheid van schoonheid. Weldra zullen ze verwelkt zijn.

Het portret kwam tot stand in 1906, wanneer de carrière van Ensor hoge toppen scheerde. In 1903 werd hij bovendien benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde. Nu de kunstenaar naam en faam had verworven, stond het goed aan wie het zich kon veroorloven om door de grootmeester geschilderd te worden. De geportretteerde kreeg hierdoor een plaats in de entourage van de beroemde Ensor. Ook al verfraaide hij het portret met een flinke dosis ironie.

James Ensor

Brieven aan Emma Lambotte


James Ensor beschrijft het schilderij in zijn brieven aan Emma Lambotte:

(Oostende, 3-11-1906)

« Rentré à Ostende, j'ai commencé le portrait de la dame en question.

Jolie pose alanguie. Robe bleu pâle. Bras nus, mains effilées et pendantes. Expression maladive, voilà de beaux éléments pour un portrait, aussi je suis content et le portrait prend belle tournure. Très désireuse d'être peinte par moi la dame a fait téléphoner à Bruxelles, à Anvers et même chez vous par son mari pour avoir mon adresse. Mille excuses Madame ! »

 

(Oostende, 13-11-1906)

« […] Le portrait de la dame est à peu près terminé, elle en est enchantée. J'ai très soigneusement et minutieusement travaillé la tête et les mains, l'effet est agréable : Robe pâle d'un bleu verdâtre, fond rouge sombre avec lourdes draperies. Les mains sont longues, élégantes, la dame repose dans un grand fauteuil antique et cet effet est très heureux et original. Je regrette de ne pouvoir vous faire voir ce portrait. »

 

(Oostende, 26-11-1906)

« […] J'ai eu quelque retard avec le portrait de la dame. J’ai dû interrompre les séances la dame étant plus malade. Maintenant je puis continuer et j'aurai bientôt terminé le portrait et tout le monde est satisfait de mon tableau, l'un de mes bons, je crois, car je l'ai traité avec le plus grand soin. »

(“James Ensor. Lettres à Emma Lambotte 1904-1914” Danielle Derrey-Capon, La Renaissance du Livre, Brussel 1999, p. 113-117)