Als de nacht valt

Frans Masereel

Paris! Boulevards, cabaret, jazz en neonlichten. Frans Masereel trekt ons mee in het bonte nachtleven van de grootstad, gehuld in een feeërieke waas. Met zijn expressieve stijl brengt hij de bruisende jaren ’20 tot leven.

De jonge Masereel maakte in het begin van de 20ste eeuw kennis met de stad en zijn personages dankzij zijn vriend Jules De Bruycker. Die toonde hem de onderbuik van Gent, met zijn steegjes, stations en kroegen. Hij ontdekte er taferelen die zich afspelen in het duister, veelal in de inktzwarte nacht afgelijnd met schaarse verlichting.

Masereel was kritisch voor de verdrukking van de kleine man en verafschuwde de oorlog. Hij weigerde om dienst te nemen in het Belgische leger en vertrok naar Frankrijk. In de jaren ’20 woonde hij op een vijfde verdieping in Montmartre, toen het epicentrum van de années folles. Van hieruit had hij een weids uitzicht, en met zijn verrekijker spiedde hij naar wat zich achter de ramen van de mooie façades afspeelt.

De grootstad beviel hem wel, zo schreef hij aan zijn ouders: “Hier tekent zich alles veel grootser af, er is meer leven, de afstanden zijn groter… Het is een constante beroering die verwondert. Elke stap die je in Parijs zet geeft een artistieke impuls – alles houdt je wakker.”

“Le trottoir” toont een mensenzee die de nachtelijke boulevards van Montmartre overspoelt, geflankeerd door verleidelijke danseuses in de spotlights. Passanten zijn een onpersoonlijke schim in de massa die gevormd wordt door krachtige zwarte lijnen. De subtiele inkleuring doet de nachtlichten fonkelen. Men verliest zich in een wanhopige zoektocht naar vertier, om de waanzin van de realiteit te vergeten.